“Het wegnemen van hoop is het ergste”

Nic Vos de Wael

07/10/24
Doodswens bij psychisch lijden

Annette Plooij is ervaringsdeskundige en publicist. In het verleden heeft zij lange tijd geworsteld met een doodswens. In een lang en intensief gesprek reflecteert zij op haar eigen ervaringen en de huidige euthanasiediscussie.

Het debat over euthanasie bij psychisch lijden is het afgelopen jaar in een stroomversnelling gekomen. In de media verschenen veel verhalen van directbetrokkenen: cliënten, familie, behandelaars. Daaronder ook jonge mensen die voor euthanasie kozen. Deze media-aandacht riep ook tegenreacties op. Euthanasie zou te makkelijk als ‘oplossing’ gepresenteerd worden voor ernstig psychisch lijden.
Een brief van veertien psychiaters en andere medici aan het OM leverde extra brandstof aan de discussie. In de brief vroegen zij aandacht voor de huns inziens ontsporende euthanasiepraktijk. Zij verzochten het OM specifiek om onderzoek te doen naar de casus van Milou, een meisje van 17 jaar dat vorig jaar euthanasie kreeg.
Het gesprek met Annette Plooij vond plaats in begin september.

 

Euthanasie prominent in de media

Hoe kijk je aan tegen het debat over euthanasie bij psychisch lijden?

“Ik beschouw mezelf als onderdeel van het debat. Het begon voor mij ongeveer een jaar geleden toen in een talkshow psychiater Menno Oosterhoff verscheen met een jonge man die de volgende dag euthanasie zou krijgen. Kort daarna volgden meer van dat soort optredens en ook artikelen in de geschreven pers. Het was een stroom aan berichten. Dat trof mij behoorlijk.”
“Daarvoor was ik al onrustig over de toegenomen mogelijkheden voor euthanasie bij psychisch lijden. Ik vond dat onterecht, zolang mensen in behandeling nog zo tekortgedaan worden. Gevoelsmatig zeg ik: dit is een uitweg die je niet mag nemen, je moet eerst zorgen dat je betere zorg levert.”
“Toen het zo prominent in de media kwam, waarbij het om zulke jonge mensen ging, werd het nog pijnlijker. Ik vond dat ik een bijdrage moest leveren om dit een halt toe te roepen. De psychiatrie kan mensen niet uitbehandeld verklaren en bevestigen in het idee dat hun situatie uitzichtloos is. Ik heb daar (een) ethisch bezwaar tegen. Daar komt bij dat in de media soms een bijna romantisch beeld van euthanasie wordt gecreëerd. Welke gevolgen heeft dat voor mensen die ernaar kijken? Vooral het effect op jongeren kan gevaarlijk zijn.”

Het doodsverlangen is reëel voor veel mensen. Dat wordt hen toch niet aangepraat?

“Nee, dat klopt. Ik heb zelf jarenlang gestreden met doodsverlangen. Dat wil zeggen: ik streed met het feit dat ik dermate bang was en zo moeilijk in het leven stond, dat ik de dag van morgen of vandaag niet meer aankon, en dat de dood de enige uitweg leek. Maar dat kwam ook omdat ik geen adequate hulp kreeg. Het was een soort uitweg die ik in wezen niet wilde, maar er was niets anders.”

 

Een permanent onveilig gevoel

“Misschien moet ik het concreter maken. In het begin van de jaren ’80 ging ik studeren in Amsterdam. Ik ontwikkelde daar angsten – of die waren er al, maar ze werden manifester, concreter. Ik had OCD [Een angststoornis met terugkerende dwanggedachten en/of dwanghandelingen; NVdW] in de vorm van smetvrees, angst voor vuil. Daar was toen geen andere optie voor dan een opname. In 1985 kwam ik op een klinische afdeling gedragstherapie voor mensen met fobieën en dwangklachten. De behandeling was uitsluitend gericht op het afleren van dwangmatig gedrag, zoals wassen; je kreeg geen gesprekstherapie. Daar ben ik op een gegeven moment weggestuurd, omdat ik onvoldoende zou meewerken met de behandeling. Naar mijn idee deed ik mijn best, maar door de opname en het samenleven in een groep werd ik geconfronteerd werd met achterliggende sociale angsten, en hierdoor ging ik andere klachten ontwikkelen. Dat is een vrij veel voorkomend beeld, denk ik. Als je jong bent en wordt opgenomen, kunnen er andere symptomen tevoorschijn komen, zoals niet meer eten, jezelf beschadigen. De reactie van de behandelkliniek was: dan kunnen we je hier niet helpen, want je past niet in het plaatje. Met als gevolg dat ik een heel lange weg door de algemene psychiatrie heb moeten gaan, waar geen specialistische kennis aanwezig was van gedragstherapeutische behandeling van smetvrees.”
“Ik kreeg dus geen adequate hulp, en het leven werd voor mij zo moeilijk dat ik suïcidaal werd. Ik kon niet voor mijzelf zorgen, maar als ik opgenomen was kon ik niet omgaan met de onhygiënische omgeving van dat soort afdelingen. Ik raakte volledig in paniek als ik niet wist of ik over een uur wel een schoon toilet zou kunnen vinden. Dat was dus bijna continu. De instelling wilde me beschermen tegen suïcide, dus belandde ik op een gesloten afdeling. Maar daar is het leven nog veel moeilijker als je OCD hebt. De mensen om je heen zijn onvoorspelbaar en kunnen elk moment iets doen dat je angst aanjaagt. Wie deze afdelingen kent weet wel wat ik bedoel, denk ik.  Ik voelde me permanent onveilig en suïcidale gevoelens werden hierdoor nog sterker. Dus zo kom je in een negatieve spiraal.”
“Op die gesloten afdeling zaten allemaal mensen met een doodsverlangen. De raison d’être van zo’n afdeling was om mensen in leven te houden. Veel meer deden ze niet.”

Er werd niet gekeken naar wat achter het doodsverlangen zat?

“Ik heb niet meegemaakt dat mensen de ggz binnenkwamen met de vraag: help me, ik wil dood. Ik weet dat er een theorie is dat suïcidaliteit bestaat als een afzonderlijk verschijnsel, maar ik weet niet beter dan dat het een afgeleide is, dus dat daaronder een trauma of ondraaglijke angst ligt. Het zal misschien niet voor iedereen gelden, maar in het algemeen is suïcidaliteit een taal om iets anders te zeggen. Je weet niet waar je naar verlangt, alleen wat je niet meer wil of niet meer kunt dragen.”

 

Een nieuw narratief in de ggz

Hoe reageert de ggz op dat doodsverlangen?

“Je moet onderscheid maken tussen hoe het was en waar nu voor gepleit wordt. Tot nu toe was de reactie van de ggz: we gaan niet mee in jouw doodsverlangen. Op het moment dat je zei: ik wil dood, kwam een bepaald protocol in werking om jou in leven te houden. Dat was de instinctieve en ook wettelijke reactie van de zorg. Maar als er vervolgens onvoldoende behandeling is om de oorzaken van je doodswens weg te nemen, kom je niet verder dan mensen in leven houden tegen hun zin. Dat is dan een beroerd leven. Want de angst en de wanhoop en het onvermogen om te leven worden niet minder. Dus dat betekende jarenlange chronische zorg, vaak in een gesloten setting, of met depot-medicatie.”
“Dat is geen goede situatie, maar nu slaat het de andere kant op. Er ontstaat een nieuw narratief, dat zegt: we zijn als ggz soms nu eenmaal machteloos, niet alles is maakbaar. En zo was je als hulpverlening je handen schoon om mee te kunnen gaan in het doodsverlangen. Zelfs in een heel vroeg stadium, als mensen nog zo jong zijn. Het leven lijkt minder waard te zijn als euthanasie een behandeloptie wordt.”

 

‘Ik wilde niet echt dood’

Wat heeft voor jou destijds voor een omslag gezorgd?

“Al die tijd was er wel degelijk een andere kliniek die mijn smetvrees zou kunnen behandelen, maar die mogelijkheid werd niet aan mij voorgelegd. Ik denk door gebrek aan geloof dat ik een hardere, confronterende behandeling aan zou kunnen. In die andere kliniek, kliniek Overwaal, werd namelijk gewerkt met een extreme vorm van exposure therapie. Daarbij word je met opzet in smerige situaties gebracht, en mag je niets doen om de angst minder te maken. Ook niet je handen wassen. Dat leek voor mij niet haalbaar. Bovendien was ik inmiddels suïcidaal en werd ik alleen daarom al niet geschikt geacht voor een doorverwijzing. Zo’n gang van zaken is niet uitzonderlijk.”
“Het heeft me jaren gekost. Uiteindelijk heb ik heel sterk aangedrongen en ben ik toch aangenomen op die andere kliniek. Daar ben ik dusdanig hersteld dat ik niet meer suïcidaal was. Ik was niet helemaal beter, maar wel voldoende om weer op mezelf te gaan wonen en mijn studie af te maken.”

Wat maakte dat je zo sterk aandrong op die andere behandeling? Je wilde in die tijd ook dood.

“Ik wilde niet echt dood. Ik wist alleen niet meer hoe ik naar het toilet zou kunnen, of wanneer ik kon stoppen met handenwassen. Mijn handen hielden niet meer op met bloeden. Zo basaal kan het zijn. Dat het leven van déze dag, in zulke kleine dingen, zó onmogelijk is. Dat heeft weinig te maken met een verlangen om dood te gaan.”
“Daarnaast hechtte ik me wel aan mensen, ik had dus nog wel een band met het leven. Ik wist alleen bij God niet hoe ik dat moest doen. Mijn wanhoop ging zo ver dat ik in die periode bijna gestorven was aan een overdosis. Mijn familie werd er bijgehaald, omdat men mij al had opgegeven.”

Kun je een moment aanwijzen waarop de wil om te blijven leven de overhand kreeg? Wat gaf jou een ander inzicht?

“Op de gesloten afdeling werd ik pas echt suïcidaal, omdat ik daar geen uitweg meer zag. Maar ik kwam daar ook in aanraking met een aantal mensen aan wie ik me ging hechten. Dat is de enige troost van een opname, dat je niet meer alleen bent.”
“De ommekeer kwam voor mij toen degene bij wie ik troost en zorg vond en aan wie ik me gehecht had, wegging om elders te gaan werken. Voor mij was er toen een gapend gat. Ik realiseerde me: als ik nu blijf, kom ik hier nooit meer weg. Waarom ik toen pas dacht: ik moet mezelf redden, en eerder niet, dat is de hamvraag. In ieder geval heb ik toen de stap naar mijn behandelaar genomen en gezegd: ik móet echt doorverwezen worden.”

Het heeft bijna iets tegenstrijdigs. Juist het vertrek van de persoon aan wie je je hechtte, gaf je de kracht om die stap te zetten.

“Die tegenstrijdigheid was er aldoor al. Er wel of niet willen zijn. Toen die persoon weg was, verdween het laatste streepje licht uit mijn situatie. Ik keek als het ware in een zwarte afgrond. De ambivalentie verdween daarmee. Misschien was dat nodig om te kunnen kiezen.”

 

Na zes jaar een nieuwe suïcidepoging

Wat veranderde toen je die specialistische behandeling kreeg?

“Ze wisten daar waar het over ging. Ze zetten meteen in op een intensieve behandeling om te zorgen dat ik weer naar het toilet zou durven. En mezelf weer kon verzorgen.  Dat is zo basaal om te kunnen leven. Ik werd heel intensief begeleid bij alle oefeningen en kreeg elke dag een gesprek van een uur met mijn behandelaar. De deur was niet op slot, ik kon daar zo weg, maar het feit dat daar mensen waren die me begrepen was genoeg.”

“Ik heb na mijn doorverwijzing naar deze kliniek jarenlang geen doodsverlangen meer gekend, ook niet op moeilijke momenten tijdens die behandeling. Maar mijn herstel ging niet gelijkmatig en na zes jaar keerde mijn aandoening in volle hevigheid terug. Op dat punt zag ik echt geen enkel perspectief meer – ik had voor mijn gevoel het uiterste geprobeerd. Na een mislukte suïcidepoging werd ik weer opgenomen en kreeg ik nog een laatste mogelijkheid geboden: een neuropsychiatrische operatie voor mensen met ernstige OCD. Dat hielp genoeg om weer wat licht te zien en nieuwe stappen te ondernemen in mijn herstel.  Sindsdien is mijn dwangstoornis nooit meer zo heftig geweest dat ik er niet mee kon leven.”
“Dat wil niet zeggen dat ik nooit meer last heb gehad van suïcidale gedachten. In perioden waarin ik mij wanhopig voelde door dingen die in mijn leven gebeurden, heb ik ook nog wel eens naar die gedachten gehandeld. Maar dat waren momenten – impulsen uit onmacht. Gelukkig heb ik ook die impulsen al heel lang niet meer gehad.  Suïcidaliteit is niet altijd hetzelfde als doodsverlangen. Daarom is het zo belangrijk om goed te blijven kijken naar wat er aan de hand is, ook al heeft iemand een lange geschiedenis met suïcide-pogingen.”

Zeg je eigenlijk: als het om psychisch lijden gaat, zou euthanasie nooit een optie hoeven zijn?

“Ik ben er niet op tegen dat het een optie is, maar het zou niet zo opzichtig gepresenteerd moeten worden. Het moet heel nadrukkelijk een uitzondering blijven. Nu lijkt het bijna gangbaar te worden.”
“Als je zoals ik in een situatie zit waarin behandelaars je niet kunnen helpen en waar je alleen nieuwe symptomen erbij krijgt, kan een doodswens een selffulfilling prophecy worden. De bescherming tegen je suïcidaliteit maakt de wens alleen maar sterker. Als je het dan opgeeft dat je ooit weer beter kunt worden of nog kunt wortelen in het leven, en zelfs je behandelaars bevestigen dat, dan kom je in een fuik terecht.“

 

Dubbele rol van de psychiater

Is de drempel om daadwerkelijk euthanasie te krijgen niet behoorlijk hoog?

“Die drempel is niet zo hoog en ik verzet me ertegen dat die verder omlaaggaat. De criteria voor euthanasie bij psychisch lijden zijn overgenomen uit de regeling bij somatisch aandoeningen Het moet gaan om ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Maar het criterium uitzichtloosheid zegt in de psychiatrie eigenlijk niets. Psychisch lijden is niet terminaal. Je gaat niet vanzelf dood als je er niets aan doet. Het is dus heel subjectief hoe je uitzichtloos interpreteert. Een psychiater heeft daar veel vrijheid in. “
“Ik heb toetsingsverslagen van RTE’s [regionale toetsingscommissies euthanasie; NVdW] intensief gelezen en die gaan bijna volledig af op de informatie die de psychiater geeft, die de euthanasie heeft uitgevoerd. Het is echt een marginale toetsing: achteraf en procedureel.”

Die subjectiviteit bij de beoordeling van uitzichtloosheid is toch niet te vermijden?

“Dat is zo. Daarom heb je een vorm van jurisprudentie nodig die meer houvast geeft hoe je dat criterium moet uitleggen. Dat was naar mijn mening ook de inzet van de brief van 14 psychiaters en anderen aan het Openbaar Ministerie. Niet om een collega of de ouders van dat meisje aan te klagen, maar om dat eens goed te laten onderzoeken. Die brief is alleen nogal onhandig en manipulatief in de pers gekomen.”

Vind je dat op dit moment te veel afhangt van de individuele beoordeling van een psychiater?

“Die bepaalt uiteindelijk. En er is reden om aan te nemen dat als de psychiater zegt: ‘ik zou niet weten hoe je verder geholpen moet worden’, dat bijdraagt aan de motivatie om euthanasie te willen. Dat het dus een bevestigend mechanisme is, zeker als het je eigen behandelaar betreft. Dat is ook een van de grote zorgen. Je toetst als psychiater de euthanasiewens, maar je bent die tegelijk aan het beïnvloeden.”

Moeten anderen dan psychiaters een rol spelen bij de beoordeling van een euthanasieaanvraag?

“Ja. Ik denk dat bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen zeker een rol kunnen spelen. Zij kunnen wijzen op andere kansen op herstel, die een behandelend psychiater niet meer kan zien.”

 
‘Waarom vertellen mensen dit op TV?’

Kun je iets meer zeggen over de rol van de media? Je werd erg geraakt door het optreden van een jonge man die in een talkshow zijn euthanasie aankondigde.

“Daarvoor en daarna verschenen meerdere human interest documentaires met hetzelfde thema. Mensen die vertelden dat ze een euthanasietraject ingingen, omdat ze het leven niet meer aankonden, en die soms wekenlang gevolgd werden tot het zover was. Mijn vraag is: kun je nog terug als je publiekelijk aankondigt: ik wil dood? A ls je eenmaal in de media je verhaal hebt gedaan is er geen ruimte meer voor ambivalentie. Die ruimte moet er wel zijn. Want ambivalentie in het doodsverlangen is er bijna altijd; tot het laatste moment, bij iedereen, ook bij suïcide.”
“Ik snap niet waarom mensen dit komen vertellen op TV, waarom ze er een boek over schrijven. Waarom moet het allemaal publiekelijk gedeeld worden? Als je denkt dat suïcidaliteit een taal is voor iets anders, dan kun je die media-optredens ook als een manier zien om aandacht te krijgen. Dat mag je natuurlijk nooit zeggen, maar als ervaringsdeskundige kan ik het wel beamen: ja, je wil aandacht trekken, natuurlijk wil je aandacht. Je doet iets zichtbaars, omdat je gered wil worden. In de psychiatrie is dat vaak de enige taal die beantwoord wordt. Ik heb te veel gezien dat mensen die in stilte lijden gewoon niets krijgen. Die krijgen een bed en medicatie en dat is het.”

Je kunt ook anders denken. Mensen zoeken media-aandacht om begrip te vragen voor al die andere mensen in de psychiatrie die worstelen met vragen over leven en dood.

“Maar het verhaal eromheen, dat veel mensen eerst in de steek zijn gelaten door de zorg, sla je dan over. En dat vind ik heel ernstig. Er wordt begrip gevraagd voor maar één uitweg. Ik vraag me echt af wat daar de zin van is. “

 

Minder specialistische behandelplekken

Zie jij een relatie tussen de toename van euthanasie-aanvragen en de staat waarin de psychiatrische zorg in Nederland verkeert?

“Dan kom je uit op de wachtlijstproblematiek. Ik zag verschillende berichten van ouders die melden dat hun kind zich gesuïcideerd heeft, omdat het te lang moest wachten op een intake of behandeling. Het Expertisecentrum Euthanasie doet nu onderzoek naar mensen die bij hen op de wachtlijst staan, om na te gaan hoe zij tijdens de wachttijd het beste kunnen worden geholpen.”
“Wat mij zorgen baart is hoe de ggz reageert op de lange wachttijden. De reflex is niet om het behandelaanbod uit te breiden, maar om de vraag terug te dringen. En tegelijk: ontkennen dat het binnen je eigen vakgebied hoort. De ggz probeert de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk weg te schuiven. Aan de ene kant roepen psychiaters: kom niet bij ons, want de oorzaak van je problemen ligt in het sociaal domein en ontwikkelingen in de samenleving. Wij kunnen dat niet oplossen. Aan de andere kant benadrukken psychiaters steeds meer dat psychisch lijden nu eenmaal niet altijd te verhelpen is. Beide kanten vind ik vreselijk, ik kan me er verschrikkelijk over opwinden.”
“Het wegnemen van hoop is het ergste. Al die negatieve verhalen over mislukte behandelingen en dat psychisch lijden nu eenmaal niet altijd te genezen is, kunnen demoraliserend werken op de jeugd die nu te maken krijgt met psychische aandoeningen.”

Gaat het alleen om behandelingen die op genezing gericht zijn? Ik kan me voorstellen dat een psychiater niet meer weet welke behandeling hij kan inzetten, maar dat je wel blijft zoeken naar andere manieren om het lijden te verlichten en mensen te helpen aan het leven te hechten.

“Dan heb je het over meer aandacht voor palliatieve zorg; liefdevolle zorg om het lijden te verzachten. Maar als ik het heb over verschraling van behandelaanbod, bedoel ik echt het sluiten van klinieken. De afgelopen jaren is een derde van de specialistische behandelplaatsen opgeheven. Daar is geen geld meer voor. Dan heb je het over behandelaanbod voor jonge meiden met eetstoornissen, borderline, autisme. Ze komen er niet eens meer aan toe om te proberen mensen te genezen. Dat is nu de ontwikkeling.”

 

Mislukte behandeltrajecten

“Ik vind het heel belangrijk om de verhalen achter euthanasie-aanvragen kwalitatief te onderzoeken en diepgaand in kaart te brengen. De wachtlijsten alleen zeggen niet alles. Je hebt ook behandeltrajecten, zoals van mijzelf, die mislukken of vroegtijdig worden afgebroken. Omdat je te moeilijk wordt bevonden of omdat je suïcidaal bent; omdat het niet klikt met de behandelaar; omdat het aanbod niet aanslaat en je telkens doorgestuurd wordt, omdat je onbehandelbaar zou zijn. Dan is er wel behandeling geweest, maar niet op de goede manier, zodat je vooral frustrerende ervaringen opdoet. Ik vrees dat dit vaak aan de hand is bij mensen die zich melden voor euthanasie. Vooral jonge vrouwen worden vaak weggestuurd of doorgeschoven, waardoor ze het idee krijgen dat hun situatie uitzichtloos is. In België is kwalitatief onderzoek gedaan naar de achtergronden van euthanasie-aanvragen wegens psychisch lijden, waaruit blijkt dat problemen in de continuïteit van zorg vaak een grote rol spelen in het voortraject van een euthanasie-aanvraag.”
“Je moet dus niet alleen kijken: is die behandeling geprobeerd? Kan die worden weggevinkt? Maar ook: wat is daar nu precies gebeurd? In mijn geval lukte een therapiemethode die tien jaar eerder mislukt was later wel. Waarom? Puur omdat ik tien jaar ouder was, maar ook omdat het ergens anders werd uitgevoerd, met een behandelaar met wie het beter klikte.”

Veel mensen die een euthanasie-aanvraag doen krijgen een afwijzing of trekken zichzelf terug. Worden aanvragen waarbij sprake is geweest van onvoldoende goede behandeling er niet vanzelf uitgefilterd?

“Dat zou je hopen. Dat kun je misschien zeggen als iemand 50 of 60 is. Maar toch niet bij zulke jonge mensen? Je weet ook niet of de procedure zo zorgvuldig blijft als hij nu is. Er is een enorme druk om het allemaal sneller te doen, want mensen moeten te lang wachten. Wie neemt straks de tijd om echt te achterhalen hoe behandelingen in het verleden verlopen zijn en wat daar gebeurd is? Dat vraagt nogal wat. Voordat je het weet, kijkt de psychiater vooral naar het ziektebeeld, bijvoorbeeld autisme of persoonlijkheidsstoornis, en baseert daar zijn oordeel op.”

 

De rol van familie

Het gesprek meandert verder en komt op de rol van familie bij euthanasie. De ouders van Milou hebben hun verhaal over de euthanasie van hun dochter in de media gedaan. Later werd die euthanasie ter discussie gesteld door de brief van psychiaters aan het OM en de hele discussie die daarop volgde. Zij hebben dat als zeer pijnlijk ervaren.

Voor veel familieleden is het een lange worsteling om de doodswens van hun dierbare te accepteren. Is het niet pijnlijk als die keuze achteraf door anderen zo ter discussie wordt gesteld?

“Het is nooit de suggestie geweest dat de ouders van Milou verkeerd gehandeld hebben, al komt dat misschien zo op hen over. De discussie is ontstaan, omdat zij zelf vanaf het begin de publiciteit hebben gezocht.”
“Het is een reëel punt dat familie invloed kan hebben op jouw besluit om een einde aan je leven te maken. Als het een gezamenlijk traject is, van familie en dochter in dit geval, kun je niet om wederzijdse beïnvloeding heen. Het klinkt prachtig, als een uiterste vorm van barmhartigheid, dat je familie je laat gaan, en ik verwijt hen ook helemaal niets, maar het is ook vreselijk.”
“Na mijn opnames ben ik thuis nog een keer heel suïcidaal geweest. Ik kan me herinneren dat mijn moeder op een gegeven moment bij me was, toen ik zei dat ik niet verder kon. Zij legde zich daar toen bij neer. Toen ze wegging zei ze: ik begrijp je. Dat was het ergste moment van mijn leven, dat zij zich erbij neerlegde als ik uit het leven zou stappen. Er wordt vaak gezegd dat het zo fijn is als je omgeving je kan laten gaan, maar voor mij voelde het als de ultieme eenzaamheid.”
“Dus zo ingewikkeld ligt het. Als iemand ernstig psychisch lijdt, voelt de hele familie dat, jarenlang. Op een gegeven moment kun je zo moe zijn van het ondersteunen of redden van je familielid, dat je het zelf niet meer trekt. En dat gaat elkaar beïnvloeden. De cliënt moet altijd beschermd worden tegen die invloed. Dat zou een reden te meer zijn om minderjarigen uit te sluiten van euthanasietrajecten, omdat de familie er per definitie zo dicht bovenop zit.”

 

Geen medische kwestie, maar een kwestie van ethiek

Is er nog iets wat je kwijt wil?

“Ik heb het antwoord ook niet. Natuurlijk moet euthanasie soms kunnen. Maar dan is het eigenlijk geen medische beslissing, maar een daad van barmhartigheid. Dus waarom moet dat door een psychiater gedaan worden? Je kunt niks zeggen over uitzichtloosheid in de psychiatrie. Dat bestaat gewoon niet, je kunt dat niet medisch vaststellen. En dan wordt het een kwestie van ethiek en gaat het over zelfbeschikking. Dan is de vraag: waarom kun je niet zelf bij de apotheek gewoon middel X halen? Dat is een andere discussie, maar die loopt hier wel steeds doorheen: ‘Ze mogen het toch zelf weten, het is toch zelfbeschikking.’ Mag je zelf bepalen, wanneer je leven ten einde komt?”

Dat zou de drempel om uit het leven te stappen nog veel lager maken.

“Klopt. Dus dat moet je ook niet willen. Ik wil alleen zeggen: zo moeilijk is het. Daar kom je niet uit door het te vereenvoudigen en te doen alsof het een medische beslissing is. Er speelt ethiek mee, er speelt religie mee, maar daarin is de psychiatrische patiënt niet anders dan een ander. En dat is voor mij waar het fout loopt. Als een psychiater zijn fiat gaat geven en zegt: ‘Dit is een medisch uitzichtloze situatie’.”
“Ik was er bijna niet meer geweest. Dan was op dat moment mijn lijden, dat ondraaglijk was, voorbij geweest. Maar achteraf denk ik: dan had ik alles wat verder in mijn leven is gebeurd ook niet meer meegemaakt. Hoe erg is het als je uit je lijden verlost wordt, als je nog wel een kans had gehad? Het gaat om de waarde van het leven. En als het lijden maar groot genoeg is, is er dan geen enkel bezwaar meer om het leven te beëindigen? Hoeveel mensen blijven er dan over? “

Laatste artikelen